Interview met Frank de Koster

Geplaatst in: Geen categorie | 0

Ter ere van het afscheid van Frank de Koster mocht ik hem interviewen. Het interview verscheen eerder op Buurtwijs.nl.

Foto: Gerard Boersen

‘Zet je auto maar op slot en stap maar in.’ Frank (70) gebaart dat ik naast hem kan gaan zitten in zijn camper. Ik interview hem vandaag over zijn loopbaan en zijn nalatenschap na twee decennia straathoekwerk. Onlangs ging hij met pensioen, maar of hij helemaal kan stoppen? Dat is nog maar de vraag.

In Smallingerland is hij een begrip, in weer en wind reed hij met zijn bus door de straten, op zoek naar jongeren. Frank wil me meenemen naar een plek waar hij met jongeren ook vaak komt. ‘Als ze even zijn vastgelopen.’ Zoals hij het zelf zegt. Na tien minuten rijden parkeert Frank de camper midden in het bos. Een klein bospaadje leidt ons naar een vennetje dat in de winter dienstdoet als ijsbaan. ‘Kijk eens hoe mooi het hier is, op deze plek zijn je problemen direct een stuk kleiner.’ Frank wijst naar een bankje aan het water. ‘Daar kunnen we gaan zitten.’

Frank heeft een zwak voor jeugd. ‘Er is nog zoveel te ontdekken is op die leeftijd.’, zoals hij het zelf zegt. Papieren heeft hij niet, via vrijwilligerswerk heeft hij door de jaren heen ervaring opgedaan en is zo het jongerenwerk ingerold. Frank speelde zichzelf in de kijker door een project waarbij hij jongeren op sleeptouw nam. ‘We gingen op bezoek bij stichting de Regenboog in Amsterdam om jongeren te laten ervaren wat drugsgebruik met je kan doen.’ Zijn werkwijze viel op en de gemeente Smallingerland nodigde hem uit om het ambulant jongerenwerk vorm te geven. Aanvankelijk met een grote passagiersbus (inclusief chauffeur), later reed hij zelf rond met een camper in dienst van welzijnsorganisatie Maatschappelijke Onderneming Smallingerland (M.O.S.).  

Hoe werd er in het begin op jou gereageerd toen jij met de bus kwam aanrijden?
‘In het begin was het wel wennen. Meestal kwam de politie, dus als ze mijn koplampen zagen spatten ze al weg. Meestal wachtte ik dan gewoon even. Er kwam altijd wel eentje terug om te vragen wat de bedoeling was. Als ik die jongeren dan in de bus had, bracht ik ze in contact met andere groepen. Er was toen een groot verschil tussen groepen met Nederlandse en allochtone jongeren.’

Was je daar bewust mee bezig?
‘Ja, maar het was niet zo dat ik zei: ‘zie je wel.’ Dat moeten ze zelf kunnen ontdekken. Dat was mijn bedoeling.’

Is dat jouw kracht? Dat je niet predikt?
‘Iedere jongen of ieder meisje zou je hetzelfde moeten behandelen als je eigen kind. Kijk, als je 30 keer dezelfde jongere of groep ziet dan ga je heel snel automatische gedachten of antwoorden vormen. Maar elke keer moet het nieuw blijven. Voor die ander is het nieuw, dan moet het dat ook voor mij zijn.’

Volgens jouw manager ben jij een van de weinige welzijnswerkers die daadwerkelijk de presentiebenadering volgt. Hou jij je daarmee bezig?
‘Jawel, ik heb veel gelezen over presentiebenadering van Baart. Het wordt vaak toegepast in de gezondheidszorg en de hulpverlening. Ik moest echt de omslag maken naar het welzijnswerk. Dat je kan vertrouwen en dat je betrouwbaar bent, hoe je met mensen omgaat.’

Is het met jouw manier van werken moeilijk om privé en werk te scheiden?
‘Ik heb wel gemerkt dat het voor mij niet vaag is. Voor anderen, die het zien, lijkt het alsof ik alles door elkaar gooi. Als ik een tiener meeneem naar huis en voorstel aan mijn vrouw, dan heb ik daar wel een bedoeling mee. Dan straal je uit: ik neem jou zo serieus, jij mag zien waar ik woon en weten wie mijn vrouw is. Als iemand zich laat zien aan mij, dan moet ik ook laten zien wie ik ben. Dat is voor mij nooit hinderlijk geweest. Ik vond het altijd wel prettig dat ik niet in de buurt woonde. Dat kan je het ook echt achter je laten.’

Jouw collega’s zeggen dat je altijd op zoek bent naar talent. Hoe gebruik je dat in je werk?
‘Soms ontmoet ik jongeren waarvan ik bang ben dat ik ze net zo hard weer kwijtraak als ik ze ontmoette. Dan moet ik iets vinden wat ons bindt of wat de ander belangrijk vindt. Dan heb je er zo een paar die muziek willen maken, als er meer waren dan ging ik naar poppodium Iduna. Soms speelden we met een groepje op straat.’

Vraag je daar dan naar?
‘Meestal zeggen ze het zelf wel hoor. Ik zit er heel vaak stil bij. Meestal ook als ik rijd. Dan zeggen ze achteraf nog dat het gezellig was. Zodra ik te vragerig word, of oplossingen ga aandragen werkt het niet meer. Jongeren moeten niet denken: straks kom ik bij Frank en dan moet ik uitleggen waarom ik iets niet gedaan heb.’

Moeten welzijnswerkers vaker stil zijn?
‘Jongeren vragen ook niet altijd om antwoorden. Ze willen dan gewoon hun verhaal kwijt! Dat mag ook. Vind ik niet erg. In het begin had ik er wel eens moeite mee. Ik denk wel eens bij mezelf, ik moet nog minder willen sturen.’

Was je er wel eens zat van?
‘Jawel, maar dat lag nooit aan de jeugd zelf. Als het onredelijk wordt. Als er iets misgaat, de problemen thuis verergeren, dan kan het gebeuren dat ouders het jou in de schoenen schuiven. Dan ga ik niet met die ouders het gevecht aan. Ik verantwoord mijn werkwijze wel, maar ik ga me niet verdedigen. Ik heb gemerkt dat dat helemaal niet werkt.’

Frank richt zich niet op de schreeuwers. ‘Men zei altijd dat je aanstichters en meelopers had in groepen, daar werd zelfs beleid op gemaakt. Voor mij is de groep die het moeilijkst aanspreekbaar is, het belangrijkst. Dat kan iemand met een grote mond zijn, maar dat is vaak niet zo.’

De groep die voor jou het belangrijkst is, is die het minst zichtbaar?
‘De jongeren die de grootste mond hebben krijgen ook het snelst de aandacht. Die kunnen dat ook. Maar je hebt ook van die afwijkende figuurtjes, wat je in de zorg de zorgmijders zou noemen. Die pak ik wel.’

Waarom ben je nog niet met pensioen?
‘Toen ik de pensioengerechtigde leeftijd had was ik nog niet klaar. Ik had nog zoveel afspraken. Ik dacht, dan moet ik die afbellen, en die, en die. Het moest nog maar niet. Dat ik het nu wel heb gedaan heeft te maken met mijn collega’s, die moeten de ruimte krijgen.’

Ben je nu wel klaar?
‘Wel een stuk verder.’

Nog niet helemaal dus?
‘Er zijn nog wel een paar contacten, tien, twaalf die nog wel even doorlopen.’

Wat is je grootste succes?
‘Juist de dingen die je niet terugziet. Ik heb wel eens een paar jongeren steeds naar hun stage gebracht. Als ze niet kwamen opdagen moesten ze van school af. Dan kan je wel zeggen: dat is hun eigen verantwoordelijkheid, maar nu zie ik dat ze wel iets hebben bereikt.’

We lopend zwijgend terug. Frank verstaat de kunst om stiltes ongevaarlijk te maken. Eerder uitnodigend. Ik begin honderduit te vertellen over de tijd dat ik als jongere bij hem in de bus zat, mijn vrijwilligerswerk in het jongerencentrum en het verval van de wijk waar ik opgroeide. We rijden weer. Frank met een glimlach achter het stuur van de camper. Hij is met pensioen, maar of hij helemaal stopt? Ik geloof er niets van.